In toneelkringen bestaat een mooi woord, Hamlet-zwart. Dit betekent de kleur van rouw en verdriet die het titelpersonage uit Shakespeares gelijknamige tragedie uit circa 1600 draagt. In meer klassieke opvoeringen valt Hamlet meteen op, het enige karakter in diepzwart. Bij de Hamlet-uitvoering door Studio Antigone gaat iedereen in het zwart, behalve heel even in het begin: dan is moeder Gertrude bruidswit getooid. Ze gaat immers trouwen met Claudius, de moordenaar van haar man.

Niet alleen de kostumering, het gehele speelveld is diepzwart, rekwisieten, speelvloer, achter- en zijwand. Regisseur Agaath Witteman maakt van deze Hamlet een versie zonder opsmuk, indringend, sober. De voorstelling opent met een a capella gezongen versie van ‘The Cold Song’ van Purcell. Later zullen meer liederen volgen, Engelse liederen en ‘Dido’s Lament’, ook van Purcell.

De overwegend jonge cast van de belangrijkste spelers in het stuk zorgt voor dynamiek en flair. Claudius bijvoorbeeld, de broedermoordenaar, is de jonge speler Scott Reniers, net afgestudeerd aan de Toneelacademie Maastricht. Dat is voor de toeschouwer een vreemd moment, want de Hamlet van hoofdrolspeler Julien Croiset is 59.

Nu weet ik dat leeftijd geen enkele rol mag spelen in de casting, maar hierdoor is er een ingreep gedaan die van deze Hamlet niet echt een generatieconflict maakt. Zo werd het stuk decennia lang wél gespeeld. De Hamlet van Croiset is niet rebels of opstandig, zoals de befaamde Eric Schneider dat in de jaren zestig was; hij is eerder koel, klinisch, cerebraal, soms zelfs cynisch.

Het bijzondere aan deze visie is dat Hamlet geen melancholieke zoeker is, minder een twijfelaar ook, maar een spin in het web van intriges die hijzelf deels uitlokt. Hij is berekenend, en probeert moordenaar Claudius en zijn overspelige moeder Gertrude (Marguerite de Brauw) voortdurend in de val te lokken van zijn zoektocht naar de waarheid.

In het kale decor van Herbert Janse prijkt rechts een stalen constructie die met nauwe doorgangen het paleis van Elseneur verbeeldt. De mate van abstrahering gaat ver. Er zijn geen degens in de gevechtsscène tussen Laërtes (Toto van Stekelenburg) en Hamlet. Als de eerste dode valt, de slinkse raadsheer Polonius (Thijs Prein), dan gebruikt Hamlet zijn vuist en geen steekwapen.

De geest van Hamlets vader die verschijnt op de kasteeltransen, is niet meer dan de mechanisch vervormde en daardoor bezwerende stem van Hans Croiset. In tal van andere versies probeert de regie hier iets te vinden; een schimmige verschijning, een lichtbundel, rook. Hier is de stem voldoende en is zó sterk, dat de wraak gerechtvaardigd lijkt.

Voor de liefhebbers van theatergeschiedenis is de stem van Hans Croiset een interessante bijkomstigheid: Croiset is de vader van Julien, Agaath Witteman zijn moeder. Hans Croiset regisseerde in 1976 een Hamlet bij het Publiekstheater en zelf speelde hij Claudius in de legendarische uitvoering uit 1986 met Pierre Bokma (toen 30 jaar) in de titelrol, geregisseerd door Gerardjan Rijnders.

De concentratie van de regie op de tekst, zonder de afleiding van al te veel beeld, is een essentiële keuze die van de tragedie een tekstdrama maakt. De vertaling van Bert Voeten is nog altijd aansprekend, hoewel er best veel is geschrapt; begrijpelijk, maar sommige coupures zijn jammer. Zo miste ik de befaamde toespraak van Hamlet tot de toneelspelers, de allermooiste tekst over de kunst van het acteren, bovendien een die wezenlijk is voor het verloop en geloofwaardigheid van de toneelspelersscène.

En de befaamde monoloog ‘To be or not to be…’ zingzegt Julien Croiset in een microfoon in het Engels, en daarbij gaat de strekking goeddeels verloren. In de dictie van deze Hamlet zit een gejaagdheid die de tragedie bij vlagen spannend maakt, maar hierdoor ontbeert de uitvoering verstilling. Croisets Hamlet reflecteert minder, hij stippelt vooral plannen uit, hij zet, zoals het zo mooi heet, ‘strikken voor de snippen’. Hij is eropuit de schijnwereld van leugen en bedrog van het hof te ontmaskeren, met fatale gevolgen: er vallen nog meer doden.

Naarmate de voorstelling vordert, vallen de pure, uitgebeende rauwheid van het spel en de dramatische betekenis steeds mooier samen. Ophelia krijgt een gevoelige uitbeelding door Lidewij Mahler; vreemd is dan weer dat ze opeens een rafelige slobbertrui uittrekt en die in Hamlets richting gooit, waarmee ze aangeeft in hem teleurgesteld te zijn. Oorspronkelijk zijn het de liefdesbrieven. De scène waarin Hamlet de liefde beëindigt en haar ‘naar het klooster’ wenst, is trouwens ijzingwekkend sterk. Dan komt er ontroering. In de bloemenscène zit weer die kaalheid: Ophelia strooit wat takjes karig groen rond.

Er zitten veel dubbelrollen in de cast: Van Stekelenburg is zowel Laërtes, Rosenkrantz en een toneelspeler. Actrice Kyra Kay van de Watering heeft sterke dubbelrollen, onder meer als Guildenstern en een van de toneelspelers. Ook is ze de Noorse prins Fortinbras die aan het einde de orde herstelt. Ze is dan een soort Viking met helm op.

Dat Thijs Prein én Polonius is én doodgraver is erg fijn. Als hij het graf delft voor Ophelia is dat een van de hoogtepunten, waarin beeld en spel prachtig samenkomen. Met een soort sneeuwschuiver maakt hij een doodsbed voor haar; intussen is ze in witte doeken gewikkeld.

Wel is er nu van kaalheid even geen sprake, en dat is ook plezierig: het visuele aspect is zo goed als afwezig, misschien té afwezig, zeker voor wie voor het eerst kennismaakt met dit stuk. In al dat gelijkgestemde zwart zijn de personages niet meteen individueel herkenbaar.

Hamlet is een populair stuk, dit seizoen. Theater Rotterdam met regisseur Erik Whien brengt het ook; en er zijn meer. Of er nu sprake is van een opleving van het klassieke repertoire, is zeer de vraag; Whien maakt een verregaande bewerking voor slechts drie spelers van de vele personages die het stuk telt. Ook Witteman kiest voor een adaptatie, alleen al door de keuze van de cast en de versobering.

Het is opmerkelijk dat in het programma van Studio Antigone Claudius als een machtswellusteling wordt getypeerd, een autocraat. Denk aan de machthebbers van nu. Maar zoals Scott Reniers hem speelt met een bijna bescheiden, zangrijke dictie, bijna liefdevol jegens zijn karakter, is hij eerder een gevoelig personage dat in zijn vertolking al snel spijt betoont van zijn moordenaarshand. Hij is zelfs ontroerend daarin. Dat is weer een nieuwe dimensie, een gevoelvolle Claudius. Zo biedt elke nieuwe Hamlet nieuwe perspectieven, en dat doet deze ook.

Foto’s: Marieke Timp