Dagelijks worden meer dan een miljard olievaten verhandeld infutures, terwijl er elke dag slechts 85 miljoen vaten worden geproduceerd. Meer dan 90% van de oliehandel wordt dus gedreven met “papieren vaten”; een praktijk die de prijs volgens recente rapporten zo’n 40% hoger zou duwen, aldus grondstoffenspecialist Michael W. Masters.
Voormalig congreslid Joseph P. Kennedy II riep recent in een opiniestuk in de New York Times op om de speculatie op olie-futures te verbieden in een poging om de brandstof met ongeveer 1 dollar per gallon (3,8 liter) te verlagen.
Kennedy beweert dat deze speculatie moet worden afgeschaft, omdat miljarden dollars verloren gaan, de handel geen toegevoegde waarde biedt en de praktijk een erg negatieve impact op de prijs van een strategisch belangrijke grondstof heeft, waarvoor nog steeds geen realistisch alternatief bestaat. De prijs voor een vat ruwe olie (+/- 100 dollar) is totaal ontspoord wanneer rekening wordt gehouden met de ware ontginningsprijs die rond de 11 dollar per vat ligt, schrijft Kennedy. Zo’n 40% van het verschil tussen beide wordt veroorzaakt door de speculanten.
Verder is zo'n 32% van de totale markt in speculatieve olie-futures in handen van acht Wall Street banken. Daarmee hebben ze een grotere impact op de oliehandel dan de mensen en groepen die actief zijn op de echte oliemarkt (30%).
De hervormingswet Dodd-Frank die nieuwe reguleringen oplegde aan Wall Street na het begin van de economische crisis van 2008 is volgens Kennedy een stap in de goede richting. Maar een limiet op speculatie in de oliemarkt gaat niet ver genoeg voor hem: de VS moet een totaalverbod op “pure” speculanten instellen, en de rest van de wereld onder druk zetten om hetzelfde te doen.
De eliminatie van speculatie op olie-futures is voor Joseph P. Kennedy II een kwestie van rechtvaardigheid. De hebzucht van beleggingsfondsen mag volgens hem niet ten koste gaan van gewone mensen die hun huis willen verwarmen.
Economen zijn het met die stelling niet altijd eens. Zij wijzen op de positieve aspecten van speculatie, zoals de verhoging van liquiditeit en een betere verdeling van het risico op prijsschommelingen als gevolg van de schokken in vraag en aanbod. Zo kunnen producenten, groothandelaars en ook consumenten (zoals vliegtuigmaatschappijen) zich beter indekken en beschermen tegen die prijsschokken.
Voormalig congreslid Joseph P. Kennedy II riep recent in een opiniestuk in de New York Times op om de speculatie op olie-futures te verbieden in een poging om de brandstof met ongeveer 1 dollar per gallon (3,8 liter) te verlagen.
Kennedy beweert dat deze speculatie moet worden afgeschaft, omdat miljarden dollars verloren gaan, de handel geen toegevoegde waarde biedt en de praktijk een erg negatieve impact op de prijs van een strategisch belangrijke grondstof heeft, waarvoor nog steeds geen realistisch alternatief bestaat. De prijs voor een vat ruwe olie (+/- 100 dollar) is totaal ontspoord wanneer rekening wordt gehouden met de ware ontginningsprijs die rond de 11 dollar per vat ligt, schrijft Kennedy. Zo’n 40% van het verschil tussen beide wordt veroorzaakt door de speculanten.
Verder is zo'n 32% van de totale markt in speculatieve olie-futures in handen van acht Wall Street banken. Daarmee hebben ze een grotere impact op de oliehandel dan de mensen en groepen die actief zijn op de echte oliemarkt (30%).
De hervormingswet Dodd-Frank die nieuwe reguleringen oplegde aan Wall Street na het begin van de economische crisis van 2008 is volgens Kennedy een stap in de goede richting. Maar een limiet op speculatie in de oliemarkt gaat niet ver genoeg voor hem: de VS moet een totaalverbod op “pure” speculanten instellen, en de rest van de wereld onder druk zetten om hetzelfde te doen.
De eliminatie van speculatie op olie-futures is voor Joseph P. Kennedy II een kwestie van rechtvaardigheid. De hebzucht van beleggingsfondsen mag volgens hem niet ten koste gaan van gewone mensen die hun huis willen verwarmen.
Economen zijn het met die stelling niet altijd eens. Zij wijzen op de positieve aspecten van speculatie, zoals de verhoging van liquiditeit en een betere verdeling van het risico op prijsschommelingen als gevolg van de schokken in vraag en aanbod. Zo kunnen producenten, groothandelaars en ook consumenten (zoals vliegtuigmaatschappijen) zich beter indekken en beschermen tegen die prijsschokken.
The New York Times / Express.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten