Dag lezer,
September is een dure maand, maar het is vandaag alvast goedkoper om de wereld te redden dan om ze te vernielen. Zo luidt de eerste zin in het boek Climate Capitalism door Bloomberg-klimaatreporter Akshat Rathi.
Het nu bijvoorbeeld op de meeste plaatsen duurder om fossiele energiebronnen aan te boren dan om hernieuwbare-energiecentrales te starten. Verscheidene analisten verwachten dat het ook niet meer zo heel lang duurt vooraleer elektrische wagens goedkoper worden dan wagens met een verbrandingsmotor. En in zijn boek toont Rathi hoe bedrijven en de financiële wereld meer en meer ontdekken hoe ze winst kunnen maken − altijd hun grootste prioriteit − met producten en diensten die de klimaatcrisis tegengaan.
In eigen land zijn dat onder andere de klimaatveranderaars die deze krant de hele zomer in beeld bracht. Er zijn duizelingwekkend veel bedrijven die ondertussen op een groen spoor zitten. Aan het roer staan visionaire ondernemers die wel winst willen maken, maar die inzien dat dat in de toekomst sowieso steeds minder zal lukken met fossiele producten. Ze dagen stuk voor stuk en met veel enthousiasme de status quo uit.
Zoals B4Plastics, dat coins voor Pukkelpop, trimdraad en andere plastic voorwerpen maakt uit plantaardig afval. Plastics zijn overal. En er is zo massaal veel plastic in de wereld dat ultrakleine deeltjes ook overal te vinden zijn, van de Marianentrog tot in onze hersenen.
Om plastics te maken zijn ook fossiele brandstoffen en veel energie nodig. Bio-ingenieur Stefaan De Wildeman kon het niet meer aanzien. Hij gaf zijn job in de ‘gewone’ chemische industrie op om deze groene weg in te slaan en zegt: “Ik kreeg altijd te horen dat er geen alternatief mogelijk was, dus begon ik er maar zelf mee.” Want het is dus wel mogelijk om duurzaam plastic te maken, zoals B4Plastics bewijst. Op basis van plantenresten uit onder andere de landbouw maakt het bedrijf nieuwe bouwstenen voor verschillende types plastics die bio-afbreekbaar zijn.
Minstens even spectaculair is textiel ontmantelen in een oven. Dat is waar Resortecs, een bedrijf in Anderlecht, op inzet.
“Minder dan 1 procent van de kledij wordt vandaag tot nieuwe kledij gerecycled”, rapporteert collega Dieter De Cleene. “Een van de opvallendste uitwassen van het fast-fashionmodel bevindt zich in de Chileense Atacama-woestijn, waar een berg kleren is gestort die zelfs zichtbaar is vanuit de ruimte.”
De klimaatimpact is groot: globaal is de mode-industrie verantwoordelijk voor een uitstoot van zo’n 1,2 miljard ton CO2-equivalenten per jaar, ongeveer tien keer de uitstoot van België. De technologie van Resortecs kan die uitstoot halveren.
De meeste afgedankte kledij belandt in de verbrandingsoven of op het stort omdat er te veel verschillende soorten grondstoffen in zitten, zoals knopen, ritsen en elastieken. Dat maakt recyclage moeilijk en duur. Het naaigaren en de demontageovens van Resortecs lossen dat op door kledij te maken met naaigaren dat op een relatief lage temperatuur smelt en door kledij door verhitting in de speciale ovens te demonteren. Zo krijg je opnieuw een verzameling van verschillende stoffen, klaar voor recyclage. Kleren gaan de oven in en komen er zonder knopen, ritsen of elastieken weer uit. Een jeansbroek kan vervolgens tot katoenvezels worden herleid. Van jassen of truien uit polyester kunnen plastickorrels worden gemaakt, om daar dan vervolgens in het ideale geval nieuw textiel mee te maken, of andere producten zoals verpakkingen.
Nog verregaander dan recyclage is hergebruik: grondstoffen of objecten recupereren en hergebruiken in dezelfde functie, zodat er geen nieuwe producten moeten worden gemaakt.
Dat is de missie van Rotor DC in de bouwsector. Vroeger werden bouwmaterialen bijna altijd hergebruikt, vandaag is dat nauwelijks nog zo. Nochtans zijn er massaal veel stenen, tegels, meubels, profielen, ventilatoren, lavabo’s, deuren en nog veel meer die we perfect zouden kunnen hergebruiken. Het Brusselse Rotor DC screent sloopwerven en redt een massa materialen van het stort of van ‘gewone’ recyclage, en daagt zo de traditionele bouwsector uit. Wie zelf aan het verbouwen of renoveren is, kan in de winkel van het bedrijf in Evere prachtige vintage meubels, stenen, tegels, kranen, lampen en nog veel meer scoren.
Dat er in de bouwsector nog veel klimaatwinst te halen valt, bewijzen ook de bedrijven Aurubis en Shipit. Aurubis, gevestigd in Olen en Beerse, wint uit schroot onder meer koper voor elektriciteitsleidingen en nikkel voor batterijen. “Voor het nikkel dat wij hier recyclen hoeft in Indonesië geen regenwoud te verdwijnen”, klinkt het.
Shipit tovert heel wat vrachtwagens weg door vervoer van bouwmaterialen naar werven in en rond Brussel per boot te organiseren. Sinds de start heeft Shipit met een marktaandeel van ruim 0,1 procent al zo’n 600.000 kilometer wegvervoer uitgespaard, goed voor zo’n 1.000 ton minder CO2-uitstoot. Voor de Brusselaar betekent het ook minder overlast door de luidruchtige en vervuilende vrachtwagens in en rond de stad.
Een ander voorbeeld van groene hocus pocus ontdekten we bij D-CRBN, een Antwerpse onderneming die met een plasmareactor CO2 ‘wegbliksemt’ en van de restproducten nuttige grondstoffen maakt om kledij, plastic of synthetische brandstof mee te maken. In de natuur kennen we plasma, een elektrisch geladen gas, onder meer als bliksem. Plasma is erg destructief, waardoor het in staat is om de sterke chemische bindingen in een CO2-molecule af te breken tot zuurstof (O2) en koolmonoxide (CO). Die CO kan onder meer dienen als bouwsteen voor de chemische industrie, voor staalproductie of als basis voor synthetische vezels voor kledij.
Inzetten op dit soort vernieuwende, groene innovaties loopt zeker niet zomaar van een leien dakje, want je moet een volledig nieuw proces vormgeven en testen, wat doorgaans erg duur is. En je weet niet waar je uitkomt. Voor ieder succesvolle ‘klimaatveranderaar’ zijn er ook enkele die het niet halen. Veel succesverhalen zijn bovendien het resultaat van universitair onderzoek en overheidsinvesteringen, waaruit spin-offs ontstaan. Creativiteit en zin voor innovatie volstaan met andere woorden vaak niet om green tech uit te rollen.
Klimaatveranderaar SOLiTHOR in Sint-Truiden is daar een voorbeeld van. Hier sleutelen wetenschappers aan een nieuwe generatie batterijen die dertig procent performanter kunnen zijn dan de conventionele exemplaren die we vandaag kennen in elektrische wagens, laptops en smartphones. Die batterijen bevatten vloeistof, SOLiTHOR komt met een ‘vastestofbatterij’ die langer meegaat, sneller oplaadt en veiliger is. Oprichtster Fanny Bardé is gespecialiseerd in materiaalwetenschappen en werkte bij Duracell en Toyota. Bij imec, het befaamde onderzoeksinstituut voor micro-elektronica in Leuven, leerde ze de nieuwe technologie kennen die SOLiTHOR, als imec-spin-off, op de wereld los wil laten.
In vastestofbatterijen wordt de vloeibare stof vervangen door een vaste stof. Daardoor bevatten ze voor eenzelfde gewicht mogelijk zo’n 40 procent meer energie, en voor eenzelfde volume zelfs 50 procent. Technische berekeningen tonen aan dat de batterij zo’n 30 procent efficiënter kan zijn dan de conventionele lithium-ionbatterij. De batterijen van SOLiTHOR moeten in kleine schepen, drones en vliegtuigen belanden.
Ook in ons bord kunnen we de klimaatcrisis afremmen. ‘Vegetarisch’ vlees is er al in allerlei soorten en smaken, kaas blijkt een ander paar mouwen. Het is de zwakke plek van menig milieubewuste eter, die het doorgaans makkelijker vindt om vlees te matigen dan kaas. Maar met een gemiddelde uitstoot van 8,4 kilogram CO2-equivalenten per kilogram kaas in Europa is de impact nochtans vergelijkbaar met, of iets hoger dan de impact van kippen- of varkensvlees.
Lekkere diervrije kaas maken blijkt evenwel geen sinecure. Those Vegan Cowboys waagt zich eraan. Het Gentse bedrijf maakt kaas in een ‘stalen koe’, een bioreactor waarin micro-organismen melkeiwitten produceren. Die stalen koe produceert onder andere mozarellaslierten die qua smaak en textuur niet te onderscheiden zijn van de conventionele variant. Die diervrije kaas kan de broeikasgasuitstoot volgens het bedrijf vijf keer verkleinen. En bij dat proces is er geen sprake van het dierenleed dat gepaard gaat met de klassieke kaasproductie: opdat ze melk zou geven, moet een koe ongeveer elk jaar een kalf op de wereld zetten, dat vrijwel meteen wordt weggehaald. Ondertussen sleutelen wetenschappers aan methodes om CO2-intensieve industrieën verregaand te decarboniseren. Olieraffinaderijen, hoogovens en cementfabrieken nemen samen opgeteld 18 procent van de CO2-uitstoot die mensen veroorzaken voor hun rekening.
Onlangs presenteerden wetenschappers drie nieuwe ideeën om die sectoren klimaatneutraal te maken. Zo zou de raffinaderij van de toekomst geen ruwe olie meer gebruiken maar huishoudelijk, dierlijk en plantaardig afval en afgedankte plastics. In Nature is ondertussen een techniek gepresenteerd om cement te recycleren op een manier die economisch haalbaar is, en hoogovens kunnen klimaatneutraal worden wanneer de zon het overneemt van fossiele brandstoffen.
Met andere woorden: de CO₂-concentratie in onze atmosfeer stijgt nog steeds, net zoals het kwik, en dat is slecht nieuws. Maar deze onderzoekers en ondernemers tonen dat er hoop is: de klimaatveranderaars werken aan originele oplossingen om de opwarming te stoppen. Te midden van de berichten over hitterecords, stormen, tyfoons en steeds mee hittedoden kikkeren wij daar alvast van op.
Opbeurende groeten,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten